Collectief, een vies woord of nuttig?

(28-7-2014)

Het woord collectief past niet zo in deze tijdsgeest. Het wordt ook wel eens opgerekt tot het begrip solidariteit. Voor de een ideologisch, voor de ander eng. Medewerkers van Capgemini zijn individualisten van huis uit. Zelfbewustzijn, zelfbeschikking en master of your own destiny zijn belangrijk in de cultuur. Het groepsgevoel wordt rationeel beleefd. Werken in teams, wisselend van samenstelling is vereist voor het beroep. Flexibel in organisaties inpassen is een vereiste. Groepsgevoel, het werken met buddy’s, vriendschappen: alles normale kost. Maar het lid worden van een club tot de oude dag, dat lijkt een grote stap.

Wat zouden redenen kunnen zijn om pensioenen collectief op te pakken? Dat was in de jaren tachtig een vrijwillige keuze van het toenmalige personeel. Waarom kozen zij daarvoor en zijn die redenen nu nog geldig?

Reden 1: het delen van risico’s.

Een groep kan voorzien in het dragen van risico’s die voor een individu onoverkomelijk zijn. Klassiek voorbeeld is een brandwaarborgmaatschappij (voorloper van de verzekeringshandel). Hierbij richt een groep huizenbezitters een fonds op, waaraan alle leden bijdragen. Bij brand vergoedt dit fonds de schade. Typisch is een bescheiden risico waarvan de schade echter niet te dragen is voor een individu. Bij pensioenen is dat soortgelijk:

  • Het kortlevenrisico
    Overlijden vóór de pensioendatum is een ramp voor de nabestaanden. Een groot deel van de kostwinning, zo niet alles, valt weg. De kans is niet zo groot, maar de schade is enorm voor de individuele situatie. Dit soort zaken draag je collectief. De premie is bescheiden, maar uitkeringen kunnen tonnen bedragen: wezen tot maximaal 28 jaar en de partner tot einde leven.
  • Het risico van arbeidsongeschiktheid
    De sociale voorzieningen geven uitkeringen voor deze situaties en iedereen betaalt daar premie voor. De voorzieningen zijn overigens aanzienlijk versoberd de laatste jaren. Wat niet is voorzien, is dat de opbouw van pensioen (zowel risico als oudedagsvoorziening) wegvalt. Een verzekering die de voortzetting van de premie dekt, is hier gangbaar. Ook hier geldt een klein risico, maar de dekking is voor de betrokkene van groot belang.
  • Het langlevenrisico
    Een pensioen om in het levensonderhoud te voorzien op de oude dag, is mogelijk door de opbouw van een kapitaal. Dat spaarpotje groeit door stortingen, rente en rendementen tijdens de periode dat je inkomen geniet. Maar voor het individu is de vraag: hoeveel heb ik nodig? De grootste onbekende is de eigen sterfdatum. Het kan zijn dat je de 70 niet haalt. Dan hoef je niet veel te sparen. Maar wat als je 98 wordt? Dan heb je voor meer dan 30 jaar pensioen nodig.
    Dit risico kan in een (flinke) groep worden gedeeld. Sterfcijfers zijn gemiddeld vrij accuraat bekend en daar kan mee gerekend worden door een pensioenfonds te vormen. De deal is dan als volgt: ieder krijgt tot zijn eigen sterfdatum pensioen uitbetaald. Natuurlijk betekent dit dat de totale uitkering enorm kan verschillen; de een krijgt 2 jaar pensioen uitbetaald, de ander 30 jaar. Maar omdat je dat van tevoren niet weet, is het een fair deal. Het neemt voor deelnemers het risico weg van armoede op kwetsbare leeftijd.
    Het delen van het langlevenrisico is de kern van een pensioenfonds.

Reden 2: voordelen door schaalgrootte

  • Risicoverzekeringen
    Premies voor risicoverzekeringen zijn voor groepen aanzienlijk lager dan voor individuen. Dat komt een beetje door besparing van administratief gedoe, maar hoofdzakelijk door het uitsluiten van antiselectie. Dit is het voorkomen dat alleen degenen zich verzekeren die vermoeden dat ze veel risico lopen. Verzekeringsmaatschappijen zijn daar scherp op; voor individuen wordt medische keuring vereist en geldt vaak een wachttijd.
  • Beleggen
    Kapitaal voor de oudedag is niet bepaald geschikt om mee te speculeren. Maar je wilt er wél graag rendement op. Het kapitaal staat voor een lange tijd, dus een balans tussen rendement en te nemen risico kan wel gekozen worden. Een groter kapitaal maakt spreiding mogelijk en heeft veel lagere kosten. Bij flinke bedragen, miljoenen, heb je toegang tot een markt die voor de particuliere belegger niet open is. Dit biedt kansen op lagere kosten en hogere rendementen.
    Die verschillen lijken niet zo groot, maar op termijn loopt het flink op. Bedenk dat pensioenen die nu worden uitgekeerd, voor meer dan de helft uit beleggingsopbrengsten bestaan. Minder dan de helft is dus ingelegd.

Reden 3: fiscale voordelen

De overheid bevordert zelfverzorging van oudedagsvoorzieningen. Sinds jaar en dag zijn er daarom fiscale stimulansen. Voor individuele opbouw zijn deze de afgelopen decennia stap voor stap afgebroken, maar voor collectieve opbouw (mits binnen de regelgeving) zijn ze nog substantieel:

  • Er is geen belasting op de vermogens die in pensioenfondsen worden beheerd.
  • Dividendbelasting kan door pensioenfondsen worden teruggevorderd, zodat het netto aan het rendement bijdraagt. Voor individuen is deze belasting ook aftrekbaar van de inkomstenbelasting.

Onder het mom van de fiscale begunstiging bemoeit de overheid zich momenteel uitgebreid met pensioenen. De regelgeving wordt overweldigend.

Het fonds is dus een collectief, met name voor het langlevenrisico. Dat kunnen we voor de toekomst veranderen. Dan zult u voor die risico’s wel een ander collectief moeten zoeken, denk ik.

Wim Heukels

wim-heukels.jpg



Wilt u reageren op deze column? Stuur dan een e-mail naar column-pensioenfonds.bnl@capgemini.com.

Eerdere columns: