De hond in de pot

(27-11-2014)

Zou er nog wel genoeg zijn voor de laatste(n)? Bestaat het pensioenfonds nog wel als ik aan de beurt ben? Dit werd in een reactie op een eerdere column betwijfeld. Ik citeer: “Er wordt geld overgemaakt en je mag maar hopen dat daar wat van overblijft aan het eind van de rit. Valt het pensioenfonds om, dan heb je niets”. Is dat zo? Kan een pensioenfonds omvallen? Banken vallen toch ook om?

Eerst het omvalrisico. Een pensioenfonds heeft een klein beetje kosten en heel veel verplichtingen op lange termijn: pensioenuitkeringen die worden toegezegd. Aan een 30-jarige deelnemer die premie inbrengt, worden uitkeringen toegezegd tot zijn of haar levenseinde. Dat is over 60 jaar of meer. Het fonds leent geen geld, het beheert de beleggingen en doet uitkeringen volgens een vast stramien. Als de geboortedatum juist is opgegeven, zijn de uitkeringen tot op de dag planbaar. De uitkeringstoezegging is ook nog geconditioneerd, daarover hieronder meer. Omvallen is dus onmogelijk.
Banken hebben wel marmeren gevels, doch zij zijn veel actiever en risicovoller. Zij lenen op korte termijn en geven uit op lange termijn. Dat kan misgaan als de korte termijn hapert. Ze hebben ook hoge kosten.

Maar op lange termijn, kan er dan een tekort zijn? Wie is de laatste? Bij een pensioenfonds wordt jaarlijks berekend of de verplichtingen kunnen worden waargemaakt. De grootste variabelen daarin zijn de levensverwachting en de te verwachten rente en beleggingsresultaten over de lange looptijd. Voor alle deelnemers en hun partners worden sterftekansen berekend, om opgeteld tot de totaalverplichting te komen. Iedere twee jaar wordt de sterftetabel herzien door het Actuarieel Genootschap en wordt er opnieuw gerekend. Voor onze deelnemers (hoger opgeleid en hoger inkomen) ligt de verwachting ruim 3 jaar hoger; zij worden naar verwachting ouder. Indien mogelijk wordt de waargenomen sterfte met de gebruikte verwachting vergeleken. Dat gaat bij ons fonds niet, want de aantallen zijn te klein. Toenemend ouder worden is overigens in de tabellen opgenomen.

Het vermogen in het fonds brengt rente en rendement op. Hiervoor vaardigt De Nederlandse Bank richtlijnen uit. Deze richtlijnen gelden voor de technische voorziening en voor prognoses voor percentages waarmee de beleggingsmix mag worden doorgerekend. Voor aandelen en beleggingen met risico moet defensief worden gerekend.
Voor de zekerheid (nog meer) moeten er buffers zijn. De prognoses kunnen immers tegenvallen. Hoe precies ook gerekend, 30 tot 50 jaar in de toekomst kijken, is beperkt mogelijk.
Als er een tekort (in de prognoses) dreigt en de buffers kunnen dat niet aan, dan moet het fonds alle toezeggingen verlagen. Op voorhand al, hoeveel vermogen het fonds ook heeft. Dan krijgt iedereen minder, maar altijd krijgt iedereen zijn rechtmatig deel, ook de laatste. Als een overschot dreigt, worden de toezeggingen verhoogd. Dat is de veelgenoemde indexatie. De theoretisch laatste deelnemer krijgt waarschijnlijk op 108-jarige leeftijd een extra uitkering. Laten we afspreken dat ze (het zal wel een vrouw zijn) dan een rondje geeft aan het tehuis namens ons.

Zijn er voorbeelden? Ja, het mijnwerkerspensioenfonds. De laatste mijn sloot in 1972 en in het fonds zit nu nog een restant ouderen. Dit zijn veelal partners, want werken in de mijnen was niet erg gezond. Het mijnwerkerspensioenfonds heeft alles overgedaan aan Aegon, die de verplichtingen overneemt. Voor een afnemend gesloten fonds is dat goedkoper. De toezeggingen zijn eenmalig met 8% verhoogd (de reserves).

Wim Heukels

wim-heukels.jpg



Wilt u reageren op deze column? Stuur dan een e-mail naar column-pensioenfonds.bnl@capgemini.com.

Eerdere columns: