Meer gegarandeerd minder

(24-10-2014)

Met het woord garantie is veel geschermd. In de jaren zestig werd de wereld bedolven onder consumptieartikelen van twijfelachtige kwaliteit. De reclamemensen vonden toen garantie als stopwoord uit. Auto’s, mixers, wasmachines, noem maar op: alles met garantie. Ik weet niet hoe het bij u was, maar mijn problemen vielen vaak “buiten garantie”. In de voorwaarden stond dan één zinnetje met wat er allemaal niet onder de garantie viel. En dat kwam het meeste voor. Pas toen de Japanners spullen gingen maken, had je minder garantie nodig. En werden de uitsluitingen minder.

Tegenwoordig is het gebruik van garantie en garanderen, verschoven naar het geven van zekerheid.
In de journalistiek is het nu in de mode. Zodra een politicus iets toezegt, komt de vraag: is dat gegarandeerd?. Witteman vroeg zelfs: is dat 100% gegarandeerd? Om de haverklap. Nu zijn niet veel dingen 100%, dus dat is niet zo’n slimme vraag. En de onderliggende boodschap is: ik vertrouw uw toezeggingen voor geen cent.
De horizon verschuift ook; er wordt zekerheid over decennia gevraagd. Bij de dijkverhogingen heeft men met moeite de garantie-eisen naar kansen van 1 op 100.000 of 1 op miljoenen vertaald. Anders werden de dijken wel heel hoog.

Garant heeft borg als synoniem. In financiële zaken het simpelst: iets of iemand staat borg voor de toezegging die wordt gedaan en springt in indien nodig door de toezegging meer of minder over te nemen. Dat is vrijwel nooit ongeconditioneerd. Er zijn altijd situaties die uitgesloten zijn. Neem alleen al oorlog en rampen, maar vaak ook andere gebeurtenissen. Daarnaast moet de borg de toezegging kunnen nakomen. Waar niet is, verliest de keizer zijn recht. De garantie is slechts zo goed als de borg.

Waarom zou iemand borg willen staan? Wel, voor een prijs natuurlijk. Daarmee kan de borgsteller een pot opbouwen die aangesproken kan worden om de garantie na te komen. Die pot, de buffers, moet ruim genoeg zijn om klappen op te vangen. Hoe groot en welke klappen, dat is risicocalculatie en wat psychologie.
De 2008-crisis was een klap die groter was dan in enige berekening meegenomen. De pensioenfondsen zaten ruim in de buffers en indexeerden de rechten. De buffers verdwenen en vele fondsen moesten zelfs de pensioenen verlagen. Op de politiek werd sterke druk uitgeoefend met de angstvraag: hoe garanderen jullie dat dit niet weer gebeurt? Bescherm ons tot aan de dood.

Staatssecretaris Klijnsma heeft nu een wet in de kamer gebracht die het probleem terugspeelt op de keeper, de pensioenfondsen. Fondsen moeten enorme buffers opbouwen, dekkingspercentages van 125 tot 130%. Dan is nog niet alles gegarandeerd, maar het kan wat lijden. De normale risicoafdekkingen voor valuta, rente, aandelen en lang(er) leven moeten hoger en de rendementsverwachtingen (rente) moet worden ingeschat op lager dan nu. Waar komen die buffers vandaan? U raadt het. Die gaan als eerste uit de premies en beleggingsresultaten. Garanties betaal je zelf. Vooraf.
In het plan moeten fondsen de komende tien jaar buffers opbouwen. Indexeren? Vergeet het maar! Als je het overweegt, moet je een buffer voor toekomstige indexaties maken. Nog meer oppotten. Dat noemt men ‘toekomstbestendig’. Maar wiens toekomst wordt bedoeld? Angst is een slechte raadgever, is het gezegde.

In de kapitalistische wereld kun je behoorlijk rijk worden als je de olieprijs of dollarkoers van volgende week kent. Daar worden we niet nerveus van. Maar als uitkeringen over twintig jaar niet gegarandeerd zijn, breekt paniek uit. Wilt u nog wat meer garanties? Dan kan, maar u krijgt wel gegarandeerd minder.

Wim Heukels

wim-heukels.jpg



Wilt u reageren op deze column? Stuur dan een e-mail naar column-pensioenfonds.bnl@capgemini.com.

Eerdere columns: