He- he- hervormen

(25-4-2016)

“Hervormingen van het pensioenstelsel uitgesteld”, las ik in de krant. Naar het volgende kabinet. Is de materie zo heet dan? En gaat iedereen daarop wachten?
Ach, het is ook de tijd van grote woorden.

Als je iets wilt hervormen, zit daar een toekomstgedachte in. Iets van een visie. Kijkend naar het verleden moet ik zeggen dat dat dan voor het eerst zou zijn. De hervormingen waren doorgaans het zich neerleggen bij de maatschappelijke verandering, en dan ook nog aarzelend en schoorvoetend.

Het fenomeen sociale voorzieningen klom naar een hoogtepunt rond de 70’er jaren. 
De grote ingrepen waren als volgt:

  • Pensioenopbouw voor werkende vrouwen.
    Die geblondeerde banaan roept wel eens iets over “achterlijke beschavingen”. Maar als we voorlopen, is dat niet zo ver. Werkende vrouwen kregen pas een vast arbeidscontract  na 1960 en kregen pensioenopbouw in dat decennium. Mijn (fanatiek) ongetrouwde tante was er tot aan haar dood woest over.
  • De eindloondroom.
    Dit was een wens uit de jaren ‘20-‘30, bedoeld voor de laagste lonen.  70% van het laatstverdiende loon (bruto) werd een goed pensioen bevonden. Dat is meer dan 80% netto.  Dat trok ook de meerverdieners wel aan.
    Maar voor wie? Wel, alleen de ambtenaren en wat multinationals deden dat. En dat was dan voor de mensen die bleven werken bij dezelfde baas.
    Dat systeem bevoordeelt de blijvers enorm; wie eerder weggaat, krijgt een fooi. Daar komt ook de uitdrukking ‘pensioengat’ vandaan.

    Bij de oprichting van ons fonds in 1984, legde onze adviseur uit dat het eindloonsysteem niet een rechtvaardige verdeling geeft, maar een patriarchale bonus voor blijvers. De beslissing kostte 1 minuut, dat moesten we niet.  Maar de ambtenaren gingen tot de eeuwwisseling door met eindloon. Vooral voor hogere ambtenaren (en legerofficieren: met 55 jaar pensioneren op eindloon) een feest.

 De meest recente ingreep:

  • De AOW naar 67.
    Dit was de meest direct voelbare maatregel. De AOW is een omslagstelsel zonder spaarkapitaal en dat kwam tekort. Voor de pensioenfondsen wijzigde er niets substantieels: de toezeggingen moeten worden nagekomen. De pensioendatum kan financieel neutraal naar voren of naar achter worden geschoven. De 65-jarige ontvangt een tijdje nog geen AOW. Rutte zegt dat je dan langer moet werken, maar dat kan ieder voor zichzelf uitmaken.

 De hervormingen die nu worden uitgesteld, gaan over:

  • De doorsneepremie.
    Gangbaar was een premiepercentage van het salaris. Dit leidt tot verdelingsproblemen. Want de premie die op 30-jarige leeftijd wordt ingebracht, heeft 45 jaar rente tegoed en de premie bij 50 slechts 25 jaar (bij 20 verwachte pensioenjaren). Dit is natuurlijk verbonden met de overige arbeidsvoorwaarden die dat kunnen compenseren.
    Een flink aantal fondsen heeft al een kostendekkende premiestaffel. Wij al sinds 2008. Maar voor het ABP is dat dus na 2020 aan de orde.
  • De persoonlijke kapitaalopbouw.
    Bij ons ingevoerd per 1 januari dit jaar. Veel bedrijfsfondsen zijn ook al op dit pad overgegaan. Maar voor de overheid en gezondheidszorg wordt er nog gepolderd, waarbij partijen (lees vakbonden) de voet op de rem hebben.

De overheid spreekt bij dat hervormen met dubbele tong. Als werkgever en financier van de zorg en als regering van Nederland.  En de vakbonden, met alleen nog leden en kader van 50 jaar en ouder, komen helaas niet verder dan het beschermen van die groep. Het uitstel is er ook alleen voor het ABP en de zorg, de rest van Nederland is al verder.  

Wim Heukels

wim-heukels.jpg

Wilt u reageren op deze column? Stuur dan een e-mail naar column-pensioenfonds.bnl@capgemini.com.

Eerdere columns: