Ik wil mijn geld terug

(6-3-2015)

Deze kreet viel 2 jaar geleden en recent, in wat andere vorm, weer. Duidelijk om effect te sorteren in een meeting. Een formeel verzoek is nooit binnengekomen. Maar laten we nu eens serieus op de vraag ingaan.
Eerst de emotie, het wantrouwen dat erin zit. Vervolgens de vraag of het mogelijk is. En tot slot: als het kan, is het dan slim?

De emotie

Of het ontevredenheid over het verleden is, weet ik niet. In een volgende column ga ik in op de verschillen tussen generaties met wat kosten- en batenafwegingen.
Maar in de kreet zit wantrouwen over de toekomst. Terecht of niet? In de gesprekken viel ook nog al eens de uitdrukking “verdelen van de pot”. Daar is zorg op zijn plaats, dat gaat niet altijd goed. Zoals een notaris die veel erfenissen deed mij vertelde: “Dan komen niet altijd de prettigste menselijke eigenschappen boven”.
Is er een pot om te verdelen? Neen, moet ik melden. De pot is al verdeeld. Dat zit zo: bij storting van een pensioenbijdrage wordt niet geld in een pot gestort, maar wordt een levenslang pensioenrecht gekocht. Elk jaar een stukje. Die rechten worden gekocht van het fonds dat daarvoor vermogen bewaakt en belegt om die rechten te kunnen waarmaken. Dat vermogen kun je een pot noemen, maar de deelnemers hebben rechten en niet een deel van het vermogen.

Mag het?

Voor zover ik weet niet. Vroeger was er de optie om bij emigratie het kapitaal mee te nemen. Dat gat is vanaf 1990 rap gesloten. Voor pensioenbv’s van zelfstandigen is het wel nog mogelijk, maar bij de grens moet wel even met de fiscus worden afgerekend. De overheid heeft pensioenopbouw altijd sterk bevorderd; pensioenpremies en kapitaal zijn geheel vrij van belasting en sociale lasten. Maar de eis is dat wat als pensioengeld wordt aangemerkt, ook alleen als pensioen kan worden gebruikt. De reden voor de fiscale begunstiging – de uitkering is dan later wel belast overigens, maar minder – is dat de maatschappij niet zit te wachten op oudjes die het kapitaal er doorgefeest hebben en daarna om steun vragen.
Het fonds heeft overigens geen enkel bezwaar. Het beleid is altijd geweest om het maximum aan flexibiliteit te bieden dat de wetgever mogelijk maakt.
Misschien zijn er uitzonderingen. Een enkele reis Mars of zo. Informeer wel even of er op de toegestane oorden gas, water en licht is.

Zou het slim zijn, als het mag?

Reken even mee. Het makkelijkste is om vanuit de rechten te rekenen. Voor een pensioen van een 65-jarige van € 10.000,- per jaar is de totale uitkering zo’n € 220.000,-. (levensverwachting 87 jaar). Maar dat is in termijnen, dus we moeten even kapitaliseren naar het heden. Bij een rente van bijvoorbeeld 2,5% is dat rond de € 168.000,-. Voor het gemak vergeten we even de nabestaanden, want het gaat om de orde van grootte. Het fonds is nu in onderdekking, dus dat kost een correctie. Resteert ongeveer € 160.000,-. Voordat dat bedrag op je rekening komt, geldt de Monopoly-regel: ga direct naar de fiscus, ga niet langs AF. Want de fiscus gaat het gehele bedrag ineens belasten. Dat reken ik niet voor, dat doet te veel pijn. Daarna is alles netto, behalve de vermogensbelasting van 1,2% per jaar.

Het bedrag dat overblijft, is voor de oude dag. Maar hoe lang zal die duren? Als je voor je 87e overlijdt, erven de nabestaanden het saldo. Bij ouder worden dan 87 jaar, wordt het op een houtje bijten.
Een tweede optie is het verzekeren van het langlevenrisico, dus het sluiten van een contract met een verzekeringsmaatschappij. De fiscus is dan weer vriendelijker: pas bij uitkering wordt belast. Maar de verzekeringsmaatschappijen zuchten nóg meer onder de renteval dan pensioenfondsen, omdat ze moeten garanderen. Garanties betaal je zelf, en wel vooraf, schreef ik in mijn column van oktober . Stijgt de rente later, dan gaan de buffers eerst naar de aandeelhouder.
Conclusie: het is niet zo slim. En zolang de rente diepterecords blijft breken, is het erg kostbaar.

Wim Heukels

wim-heukels.jpg



Wilt u reageren op deze column? Stuur dan een e-mail naar column-pensioenfonds.bnl@capgemini.com.

Eerdere columns: